De Hoge Raad heeft op 12 juli 2024 geoordeeld dat is voldaan aan de voorwaarde voor de overgang van een dynamisch beding die het EU-Hof in het Asklepios-arrest heeft geformuleerd. In dit arrest heeft het EU-Hof geoordeeld dat een dynamisch incorporatiebeding in principe in dynamische vorm mee over gaat, indien de vervreemder met zijn werknemer vrijelijk een dergelijk beding is overeengekomen. Omdat aan de zijde van de verkrijger ook oog moet zijn voor vrijheid van ondernemerschap stelde het EU-Hof wel de voorwaarde dat er in het recht van de lidstaat voldoende mogelijkheden voorhanden moeten zijn om de arbeidsovereenkomst eenzijdig, danwel tweezijdig aan te passen.
In de cursus Cao-recht, maar ook in de literatuur, is regelmatig gediscussieerd over de vraag hoe dit nu voor Nederland zou uitpakken. Immers: we kennen art. 7:613 (eenzijdige wijziging) en 7:611 BW (tweezijdige wijziging), maar zou dit voldoende zijn om er voor te zorgen dat een dynamisch beding dus ook in ons land op dynamische wijze mee overgaat na overgang van onderneming? De Hoge Raad beantwoordt deze vraag met een volmondig ‘ja’. Zie voor de gehele uitspraak en de overwegingen ten aanzien van de eenzijdige en tweezijdige wijzigingsmogelijkheden van de individuele arbeidsovereenkomst het complete arrest (r.o. 3.4.1 t/m 3.4.3): https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2024:1068 (HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1068).